Het was de reden dat ik de lokale politiek in ben gestapt, inclusie. Een begrip wat in de afgelopen 15 jaar steeds vaker op agenda’s verscheen en wat we ons steeds meer bewust zijn geworden. Iedereen doet mee, onbeperkt meedoen, gelijkheid in diversiteit, meedoen zonder beperkingen. Er was niemand die het daar niet mee eens was, maar in de praktijk? Bleek inclusie toch maar een lastig begrip. En bleken we ook nog erg ver af te zijn van een inclusieve samenleving, zeker ook in de lokale samenleving waar het hele begrip van inclusie nog van ver moest komen.
Wat is inclusie?
Inclusie is de volledige opname van alle groepen in de samenleving, iedereen kan deelnemen aan de samenleving, er is geen sprake van beperking of uitsluiting. Iedereen kan zelfstandig en onafhankelijk eigen keuzes maken en er is sprake van volledige eigen regie.
Er is dus geen sprake van doelgroepomschrijving. Wanneer we ‘iets’ gaan regelen voor de doelgroep van mensen die in een rolstoel zitten, werken we al niet vanuit de gedachte van inclusie. De doelgroep wordt gedefinieerd en als aparte groep in de samenleving op behoefte getoetst. Inclusie werkt andersom, vanaf de start, de onderkant, de voorkant, het begin; kortom, de samenleving heeft een taak. Wij allemaal en iedereen. Inclusie komt altijd van twee kanten. Er zijn wederzijdse verantwoordelijkheden en wederzijds begrip en inzicht nodig om stappen te kunnen maken in inclusie.
Waar staan we nu met inclusie?
Van volledige buitensluiting in de samenleving, zijn we gekomen tot insluiting in de samenleving waarin doelgroepen nog worden benoemd en als afzonderlijke groep in de samenleving kunnen meedraaien. We werken aan aanpassingen, speciaal toegepast op één specifieke doelgroep. Dit is geen inclusie.
We moeten verder, de nu genoemde doelgroep zal zich in de samenleving moeten en kunnen gaan verspreiden, volledige integratie. Waardoor er geen sprake meer is van een doelgroep. Maar van een basis van samenleven waarin deze doelgroep niet meer herkend hoeft te worden.
Dat dat niet zomaar geregeld kan worden dat is een gegeven. Wat wél nodig is, is het ombuigen van de fase van aanpassing naar werkelijke inclusie. We blijven hangen, zowel de beleidsmakers aan de inclusietafel, als de doelgroepen zelf. We accepteren dat we steeds maar weer kijken naar de mogelijke aanpassing, we accepteren dat we in hokjes blijven denken. Inclusie is geen eindpunt, inclusie is een visie. En die visie zit verweven in alle dossiers die op tafel komen in de (lokale) politiek.